Beschrijving
Moderne Macedonische poëzie
Literatuur uit Macedonië
Een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de Macedonische literatuur in een meer evolutionair gerichte constellatie begon na de Tweede Wereldoorlog met de codificatie van de Macedonische taal. De poëzie biedt als eerste de mogelijkheid de nieuwe omstandigheden weer te geven en is in staat om in relatief korte tijd een attractief fenomeen van ons literaire leven te worden.
Vanaf de grondlegger van de hedendaagse Macedonische poëzie (en van de literatuur in het algemeen), Kocho Racin (1909 – 1943) en van zijn poëtische werk Beli Mugri (White Dawns) –
tot op de dag van vandaag, drukt deze poëzie een individuele, originele en bijzondere stempel op de kaart van de Europese en van wereldliteratuur. Verschillende ontwikkelingsstadia zijn daarbij de revue gepasseerd zoals: het sociaal realisme (in de eerste naoorlogse jaren), het intimisme (in de periode eind veertig- begin vijftiger jaren), het modernisme (van midden vijftiger jaren tot midden zestiger jaren), het neonsymbolisme (eind zestiger jaren) en tenslotte het postmodernisme (vanaf eind zestiger jaren tot de huidige tijd).
hedendaagse Macedonische dichters
Met betrekking tot wat men noemt “het grote avontuur” van de hedendaagse Macedonische dichters en de metamorfose van de huidige Macedonische poëzie zien we veranderingen zoals van collectief naar subjectief schrijven, van retorisch naar emotioneel schrijven, van beeldsprakig en gevisualiseerde poëtische expressie naar een akoestische kwaliteit van het gedicht, van een metaforisch model naar metonymisch, van esthetisch monisme naar meer esthetisch pluriform. En dit alles werd gelijktijdig bereikt met aan de ene kant de handicap van de verloren poëzie samenhang en aan de andere kant de geleidelijke literaire synchronisatie met de rest van de Slavische-, de Europese- en de wereldliteratuur. De huidige postmodernistische tijd (die de periode omvat van de laatste 20 jaar van de onafhankelijkheid van de republiek Macedonië) geeft de poëzie op een specifieke manier weer. Heden ten dagen kunnen we niet een overheersende poëzietrend onderscheiden, een leidende kunstvorm of een bepaalde trend in het systeem van de nieuwe Macedonische poëzie. Daarbij moeten we het pluralisme aan ideeën en emoties in aanmerking nemen als een algemeen determinant van de relatie van het onderwerp naar de buitenwereld. Natuurlijk, in het wezen van de poëzie is deze determinant uitgebeeld als een pluralisme van de expressie en de uit te dragen boodschap. In de “Babylonische spraakverwarring” van de hedendaagse Macedonische dichters kan men diverse modellen van poëtische verhandelingen, verschillende poëziebrieven met verschillende gevoelens en volledig individuele uitdrukkingen herkennen.
Macedonische poëzie en gedichten
Ondanks alles groeide “de harmonie van diversiteit” naar een bepalende factor voor het ontstaan van een open en paradigmatische poëtisch Pantheon onder wier dak velen verbleven: Mateja Matevski (1929), Vlada Uroshevik (1934), Mihail Rendzov (1936), Ivan Chapovski (1936), Jovan Pavlovski (1937), Svetlana Hristova – Jocik (1937), Radovan Pavlovski (1937), Bogomil Gjuzel (1939), Petko Dabeski (1939), Gordana Mihailova – Boshnakoska (1940), Domitar Bashevski (1943), Risto Vasilevski (1943), Todor Chalovsli (1945), Eftim Kletnikov (1946), Mile Nedelkovski (1946), Petre Bakevski (1947), Sande Stojcevski (1948), Vele Smilevski (1949), Risto Lazarov (1949), Rade Siljan (1950), Katica Kjulavkova (1951), Vesna Acevska (1952), Liljana Dirjan (1953), Branko Cvetkoski (1954), Vera Chejkovska (1954), Zoran Anchevski (1954), Jordan Danailovski (1957), Ivan Dzeparoski (1958), Slave Gjorgjo Dimoski (1959), Bratislav Tashkovski (1960), Jovica Ivanovski (1961), Sasho Gigov – Gish (1968), Igor Isakovski (1970), Lidia Dimkovska (1971), Nikola Madzirov (1973) en vele andere.
Juist in de afgelopen periode, (een periode van overgang) heeft de Macedonische poëzie- wereld enkele van zijn grondleggers en oorspronkelijke schrijvers verloren: Blazhe Koneski (1921-1993), Chedo Jakimovski (1940-1993), Slavko Janevski (1920-2000), Jovan Koteski (1932-2001), Ante Popovski (1931-2003), Petre M. Andreevski (1934-2006), Petar T. Boshkovski (1936-2006) en Gane Todorovski (1929-2010).
Hoewel de genoemde auteurs tot de “dode dichters sociëteit” zijn overgegaan, bleef hun werk een blijvende erfenis voor de nog komende Macedonische generaties- voor het heden en de toekomst – en voortlevend in de historie. Aan de andere kant is de Macedonische poëziehemel verrijkt met een nieuwe jonge generatie, die ongetwijfeld onze poëzie waarborgen met een schitterende toekomst. De eerste indruk is dat in de afgelopen paar jaar de balans merkbaar is tussen de mannelijke en de vrouwelijke poëtische boodschap, dit in tegenstelling met de traditionele overheersing van de mannelijke literaire uitoefening. Echter, als het gaat om de algemeen voorkomende opvattingen onder jonge schrijvers, ligt de nadruk meer op het feit dat zij creatief aarden naar de gezette traditie van de hedendaagse klassieken van de Macedonische poëzie en naar de reeds vastgelegde en door hen aangehangen voorbeelden zoals metaforische poëzie (R. Pavlovski), folkloristisch-poëtische uitdrukkingsvorm (B. Koneski), referentiële poëzie (G. Todorovski), auto-referentiële dialoog (A. Shopov), zwarte humor (S. Janevski), alsook de bijzondere beheerste poëtische expressie (M. Matevski), en verder weg van huis, stedelijk sensitivisme en de poëzie van de wondere ontdekkingen (V. Uroshevik), vervolgens opstandige poëzie B. Gjuzel) of de contemplatieve, geïntellectualizeerde poëzie (J. Pavlovski), het wetenschappelijk traktaat (V. Chejkovska), metapoëzie en erotiek (K. Kjulavkova en L. Dirjan).
Een speciaal stijlmotief in de hedendaagse Macedonische poëzie is de dialoog met andere literatoren. Het gedicht echter, net als ieder kunststuk, staat open voor een verbinding met teksten uit het verleden en toekomstige teksten in een vastgelegd keten van gerelateerde connecties en referenties. Zo’n verwonderlijk spel, een dialoog met de lectuur, kan men bijna bij al onze dichters vinden zoals: citaten en duidelijke uitdrukkingen voor de literaire voorvaderen die in het poëtisch denkbeeld van de auteur sporen, symbolen of parafrasen hebben achtergelaten. En op deze wijze de hedendaagse Macedonische poëzie lezend ontdekt men: toespelingen op Goethe’s Faust (“Wens” van G.Todorovski), poëtische herinterpretaties van Aristoteles’ stelling over het ontstaan van de tragedie (“De geboorte van de tragedie” door Matea Matevski) of de beeldspraak (“Sint George en de draak” van L. Dirjan); verder met een nauwgezette weergave het fascinerende drieluik van de Vlaamse schilder H. Bosch (“Hieronymus Bosch: De tuin der lusten” door V. Uroshevik). Maar men ontdekt meer zoals het opnieuw actueel maken van Bijbelse onderwerpen (“Inscriptie in een klooster” door R. Pavlovski), en ook gedurfde reconstructies van historische gebeurtenissen (“Barbaren in Delos” door B. Gjuzel) of een nieuwe originele interpretatie van de mythe (“Odisseus: om niet te laat te komen” door K. Kjulavkova of “Nieuwe Argonauten” door V. Acevska, “Osiris” door L. Dirjan), tot zelfs expliciete of impliciete intertekstuele uitingen (“De dochter van Don Quichot” door L. Dimkovska en “Schaduwen lopen ons voorbij” door N. Madzirov waarvan de titel een citaat is van de poëzie van Lucian Blaga). Feitelijk voert, van Aristoteles tot Borges, deze jongste tendens de poëzie tot de hoogste interdisciplinaire sferen van de menselijke geest, in de literatuur bekend als ‘meta-wetenschap’.
Het systeem van cultureel leven is open in al haar structuren en voor alle experimenten die van buitenaf komen waarbij het er niet toe doet of tijd en ruimte gelijkwaardig zijn. Vanuit dit gezichtspunt is de basiskarakteristiek van de gehele Macedonische naoorlogse literatuur, inclusief de dichtkunst een samengaan van nationaal en universeel, van binnenland en buitenland, van traditionele en buitenlandse literaire prikkels, van schepping en van ontvangst. Wij hopen dat deze selectie in dit kader voldoende illustratief is. De rode draad in dit boek is het thema metamorfose die omzichtig door het gekozen poëtisch corpus loopt. Het eeuwig en alomvattend literair (en artistiek) thema dat van de oude heldendichten tot de hedendaagse dichtkunst van de oude fresco’s uit het verre oosten tot de grafische werken van Escher loopt. Is er een sterker poëtisch symbool van herschepping van de ene vorm in de andere dan die van een vlinder?
In een van de meest geciteerde Chinese wijsheden (het verhaal van de vlinder Chuang – Ce), alsook in de gedichten van de hedendaagse Macedonische dichters wijst de vlinder niet alleen op de voortdurende transfiguratie van de wereld, maar verpersoonlijkt ook het eeuwige productieve spel van transformatie in de kunst. Dat op haar beurt betekent het veranderen van regels, hoofdzakelijk door de “gezichtspunten” van het lyrisch subject. Op deze wijze wordt in het eerste gedicht van deze selectie “Zeven keer terug naar het espenmotief” door Gane Todorovski, de espenboom door de poëtische metamorfose als een kroon beschreven die uit vlinders bestaat: “Haar gedaante is een plantentuin van vlinders voor eeuwig gevangen in een hoge loodlijn”.
In feite vinden in de poëzie al vormen van transformatie plaats: het gedicht “Metamorfose I” van M. Matevski laat ons een soort spiegelbeeld zien van een omkeerbare metamorfose van een vlinder en in het gedicht “Naamloos” van M. Rendzov, is het lyrisch subject bij aanvang te oud geboren om terug te keren tot het moment van zijn conceptie! Een soort van metamorfose van het wezen van het lyrisch subject vindt plaats in het gedicht “Revisie” van B. Gjuzel terwijl een transfiguratie van het heelal nadrukkelijk naar voren gebracht wordt in het gedicht “Het geheugen van het landschap” van V. Chejkovska. In het gedicht ” Als het waar is dat een roos uw lichaam geadopteerd heeft” van Eftim Kletnikov, komt het thema transfiguratie voor als een religieus – filosofisch begrip bij “de verplaatsing van de ziel” en de “reïncarnatie”. Ontstaan in een dialoog met een van de meest spannende verhalen die gewijd zijn aan het thema transformatie is het gedicht ” Transformatie: “Hier woonde Kafka” door K. Kjulavkova waarin het esthetisch productievermogen van de intertekstuele metamorfose blijkt hetgeen ook paradigmatisch is voor het gedicht “Morfologie van een sprookje” van L. Dimkovska.
Van deze korte selectie is het meer dan voor de hand liggend dat in de verzameling gedichten welke gewijd zijn aan de gedaanteverwisseling en aan de vlinder, het zuiver artistieke proces handelt over onvermijdelijkheid Is het mogelijk poëzie te vinden zonder metaforen? Het gedicht “Tiresius” van V. Acevska is een getuigenis van een speciaal aangeduide transformatie: het lyrisch subject van een profeet verandert in een dichter: “Laat me met rust, ik ben een dichter, alles is me toegestaan!” Het gedicht “Vlinders” van V. Uroshevik anderzijds wijst op de geheimen, de verborgen relaties tussen de vlinders en de verschillende vormen van “het bestaan” (van postzegels tot fragmenten uit vergeelde encyclopedieën). De kern van het proces van gedaanteverwisseling is, evenals ieders creatief proces, het tot stand brengen van nieuwe, onverwachte verhoudingen tussen de verschillende vormen van het bestaan en in die zin ontstaat in het genoemde gedicht: Ze verklaren niets/maar ze verbinden totaal verschillende dingen. Dit is ook de reden dat wij niet verbaasd zijn dat in het gedicht “Als een vlinder een gedicht wordt” van M. Rendzov (in overeenstemming met de titel van deze bundel) het proces van gedaanteverwisseling en het proces van de geboorte van een gedicht samensmelten: Uiteindelijk / Zal je het een naam willen geven / Maar uit je bloed / Zal een vlinder / Tevoorschijn kruipen / En / Wegvliegen.
De vlinder in het gedicht wordt een gedicht en het gedicht een vlinder. Een soort van antwoord op de eeuwige vraag: “Is poëzie de wereld aan het veranderen? ” kan worden gevonden in het gedicht “Iedere dag deze wereld” van N. Madzirov: Dag aan dag / verplaatsen wij / de wereld / hier zullen zich de bergen bevinden / ginds de steden / vandaag zullen de rivieren / door onze woningen stromen. Volgens deze regels is poëzie het onsterflijke spel van de wereld transformeren zowel van binnen als van buiten. Gezien vanuit dit perspectief hebben wij besloten een plaatsing van die gedichten op te nemen waarin de zelfreflectie en de dichterlijk zelfdimensie van de poëtische boodschap overheersen. Op verschillende manieren bieden de hedendaagse Macedonische dichters ons door hun poëzie een breed spectrum aan van vragen over de natuur. Wat is op het ogenblik poëzie? Is het een eeuwig verlangen, een behoefte aan een beetje vrede of een verblijf tussen hartstocht en ideaal ? (G. Todorovski). Is poëzie, evenals muziek een luidruchtige uiting in zichzelf, hoewel er zekere spelregels zijn? (M. Matevski). Ligt de schoonheid van de landschappen in haar onvoorspelbaarheid? (Maar welk gedicht de dichter op dat papier zal schrijven / kan niet voorspeld worden) en is de dichtkunst gedoemd tot langzaam uitsterven? net als andere leuke dingen / die in alle stilte als nodeloze ornamenten worden afgevoerd. ( V. Uroshevik). Zou de dichter de aankleding van zijn gedichten moeten creëren ongeacht of hij ze ten toon spreidt of niet (M. Rendzov)? Bereikt de dichter in en door zijn poëzie de onmogelijke transformatie van hemzelf zelfs in een ruiter van klank (R. Pavlovski)? Is het zo dat de dichter de geheimen in de poëzie begrijpt en ontrafelt en is het zo dat de poëzie een getuigenis is dat de dichter in metaforen spreekt, God eten (B. Gjuzel)?
Is het mogelijk evenwicht in het gedicht te bereiken en is de dichter gedoemd te dichten (E.Kletnikov)? Als de dichter willens en wetens oproept om zijn Ars Poetica uit te drukken door middel van zijn eigen gedichten zou de dichter zich af kunnen vragen: Wat het gedicht kan doen (V. Acevska)? Is het mogelijk abstracte poëzie (L. Dirjan) te schrijven of is poëzie schrijven een handeling die leidt tot belichaming van de gedachten (V. Chejkovska)? Schrijven, en hoe te schrijven heden ten dagen?
Studie of juist genieten
Is het noodzakelijk tevoren studie te maken van “de semiotiek, de theorie van de literatuur…” (L.Dimkovska) en is de poëzie niet een handeling om met “de regels te breken”: We hebben zonder toestemming van de architect / onze kamers betreden. (N. Madzirov)? Zeker, de hedendaagse Macedonische dichters geven geen afdoende en onmiddellijke antwoorden op deze vragen. Poëzie, de aristocratie van de geest zoals Danilo Kish het zou zeggen streeft er slechts naar een getuigenis af te leggen van de transformaties om ons heen en binnen in ons terwijl ze tegelijkertijd zichzelf transformeren.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.