Beschrijving
Fuad Rifka en zijn Arabische poëzie in De ruïne van de soefi
De in 1930 in Syrië geboren dichter Fuad Rifka studeerde filosofie in Beiroet en promoveerde in Tübingen. Jaren geleden leerde ik zijn gedichten kennen en raakte meteen gefascineerd door zijn pretentieloze, ogenschijnlijk eenvoudige verzen. Later had ik het geluk hem op een internationaal poëziefestival persoonlijk te leren kennen, even eenvoudig en pretentieloos als zijn verzen: in der Beschränkung zeigt sicht erst der Meister, schreef indertijd reeds de beroemdste Duitse dichter.
Arabisch en Westers
In tegenstelling tot de meeste Arabische dichters is Fuad Rifka niet alleen een kenner van de Arabische, maar ook van de Westerse, vooral dan van Duitstalige poëzie. Hij is een van de belangrijkste vernieuwers van de klassieke Arabische poëzie, maar “Westers” is zijn poëzie hoe dan ook niet te noemen, integendeel, op enkele geëngageerde gedichten na is zijn poëtisch werk zeer meditatief wat in de Westerse poëzie, naar mijn bescheiden mening ten onrechte, uiterst zelden voorkomt. Het zijn dan ook de meditatieve, soms mystieke elementen die deze poëzie zo bijzonder en universeel maken.
Duitstalige dichters bewonderde hij
Fuad Rifka zag het eerste levenslicht in een Syrisch dorp, zijn ouders weken later naar Libanon uit. Maar zoals bij iedereen bleven de eerste indrukken als een blindmerk in zijn ziel geprent, vandaar de natuurbeelden die steeds weer in zijn verzen opduiken. Een andere belangrijke mijlpaal in zijn leven was het contact met de Libanese dichter Yussuf Al-Khal, oprichter van het literair tijdschrift Schi’r, (poëzie) waarvan de jonge Fuad Rifka een van de belangrijkste medewerkers werd. Niet minder belangrijk waren uiteraard zijn studies in Tübingen waar hij werk van de Duitse filosofen bestudeerde en waar hij de poëzie van de grote Duitstalige dichters zoals Novalis, Friedrich Hölderlin, Reiner Maria Rilke en Georg Trakl leerde kennen die hij achteraf in het Arabisch vertaalde.
Hoofdstukken in De ruïne van de soefi
Gedichten van een roodhuid, heet de op het eerste zicht ietwat verwarrende titel van een van de bundels. Wij hebben er een aantal gedichten uit geselecteerd. Het gaat hier evenwel niet om gedichten van een Indiaan, maar om verzen van een Arabische, mediterraanse dichter die zich “als houtsprokkelaar” in de natuur, niet achter staven en kettingen, achter met staal doorvlochten vensters in God’s own country thuis voelt. Ook in de figuur van de houtsprokkelaar die geen dorre twijgen maar “wilde vruchten” vergaart is in de rusteloze zoeker, de dichter Fuad Rifka te herkennen, die steeds weer reizen/naar inzicht/naar het vuur van de poëzie/in een vreemd land onderneemt. Belangrijk is dit laatste vers.
Zowel Amerika als Duitsland, waar hij meermaals langere perioden verbleef, blijven voor hem vreemde landen. Al hebben enkele Duitstalige dichters en filosofen zijn werk beïnvloed “thuis” is hij alleen in harmonie met de natuur en in het gedicht dat, zoals ook de grote Spaanse dichter José Ángel Valente schreef, waarneming, reflectie en openbaring is, voor de houtsprokkelaar de waardevolste vrucht: was bleibt schreiben die Dichter schreef Hölderlin.
Ervaringsgedichten
Fuad Rifka maakt geen gebruik van de oude Arabische versvormen zoals de gazal, de kasida of de roeba’i. Hij schrijft moderne Arabische poëzie in vrije verzen. Toch is dit een totaal andere dan de Westerse poëzie. Sommige gedichten zijn weliswaar ook “ervaringsgedichten”. Onder hun schijnbare eenvoud ligt een diepe ondergrond, de ongrond. De Vlaamse mystieke dichter Erik van Ruysbeek die kosmische ervaring noemt. De poëzie van Fuad Rifka is tegelijk lyrisch, filosofisch en mystiek en heeft dat exotisch Oosters parfum dat doet denken aan de grote Arabische en Perzische mystici en dichters zoals Sa’di, Roemi, Omar Khayyam. Het zijn geen wegwerpgedichten die men maar een keer leest, het is universele, meditatieve poëzie. Een tuin zoals het Alhambra van Granada, waarin het in een tijd van digitale indoctrinatie en spirituele ademnood, goed verwijlen is.
Kijk naar alle poëziebundels van POINT-Boekenplan
Gedichten in De ruïne van de soefi:
Een herfstdag,
wind in de kruinen van de bomen,
en op bemoste vijvers
vallen bladeren.
Gisteren waren ze nog groen.
–
De ruïne van de soefi
In deze bergen
sinds dertig herfsten,
met sperwers en adelaars.
Zijn hoed is zon en wind,
zijn haren zijn wolken
zijn schoot is trefpunt van wilde dieren.
Hij zit op een bemoste plaats,
roerloos;
het zitten niet moe,
zwijgt hij.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.